Box 3 en werkelijk rendement

De heffing van inkomstenbelasting over vermogen, box 3, is in 2021 door de Hoge Raad onrechtmatig verklaard. Dat riep direct de vraag op hoe het dan wel moet. Diverse procedures en enkele hersteloperaties verder, wordt steeds meer duidelijk. Deze week verstuurde de Belastingdienst lang verwachte brieven over hoe nu verder te gaan. Tijd om de tussenbalans op te maken. Het is geen makkelijk verhaal.

Samenvatting:

  • Als het werkelijk rendement in box 3 lager is dan het wettelijk rendement, wordt belasting geheven over het werkelijk rendement;
  • De berekening van het werkelijk rendement moet door de belastingplichtige zelf worden aangeleverd;
  • Het werkelijk rendement wordt berekend volgens door de rechter vastgestelde regels;
  • Let op! Mogelijk is nog actie vereist in 2024;
  • Voor de meeste mensen geldt: afwachten tot halverwege 2025 waarin nieuwe wetgeving van kracht wordt en er een digitaal formulier beschikbaar komt om het tegenbewijs te kunnen leveren.

Zie ook het factsheet dat de belastingdienst heeft uitgebracht: Factsheet Aanvullend herstel box 3 | Brochure | Rijksoverheid.nl

Terug: Wat is ook alweer het probleem?
De heffing in box 3 was vanaf 2017 gebaseerd op twee uitgangspunten/ficties: fictief rendement berekend over een fictieve vermogensverdeling, afhankelijk van de hoogte van het totale vermogen. Beide ficties waren gebaseerd op een langjarig gemiddelde. De Hoge Raad bepaalde dat een gemiddeld rendement over de vermogensverdeling van een gemiddelde belastingplichtige te ver af kan staan van de werkelijkheid.

Kort na de uitspraak kwam de overheid met een praktische oplossing in de Wet Rechtsherstel: fictieverendementen berekend over de werkelijke vermogensverdeling. De vermogensverdeling kende drie smaken: bank- en spaartegoed, schulden en overig vermogen. Per categorie werd een vast fictief rendement vastgesteld. De Belastingdienst paste over de jaren 2017-2022 het meest gunstige systeem toe (Wettelijke regeling box 3 of Wet Rechtsherstel); maar alleen als de aanslagen nog niet onherroepelijk vaststonden. Dit systeem noemen we het “rechtsherstel”.

De Wet Rechtsherstel is vanaf 2023 de wettelijke box 3-heffing geworden.

De Hoge Raad oordeelde begin juni 2024 dat de Wet Rechtsherstel ook onrechtmatig is wanneer het ‘wettelijk’ rendement hoger is dan het werkelijk rendement. De Hoge Raad oordeelde dat iedere belastingplichtige de mogelijkheid moet krijgen om aan te tonen dat het werkelijk rendement lager is dan het fictieve rendement. Belasting moet dan worden geheven over dat lagere rendement. De belastingplichtige moet het werkelijk rendement berekenen en een verzoek doen om van deze tegenbewijsregeling gebruik te maken.

Hoe verder na juni 2024?
Om de verwerking van de verzoeken door de Belastingdienst snel en efficiënt te kunnen verwerken, werd aangekondigd dat er een formulier opgaaf werkelijk rendement beschikbaar zou komen. Aangekondigd werd dat in oktober 2024 een planning bekend zou worden gemaakt en dat iedereen met een belast vermogen in box 3 een informatiebrief zou ontvangen. Het is nu oktober (geweest) en deze brieven zijn (recent) verstuurd. Wat is nu de stand van zaken?

Het gaat dan om de vragen:

  1. Wat is het werkelijk rendement/wat zijn de rekenregels?
  2. Wie komt in aanmerking?
  3. Hoe moet het tegenbewijs worden aangeleverd

1. Wat is het werkelijk rendement/wat zijn de rekenregels?

De berekening van werkelijk rendement klinkt eenvoudig, maar de uitwerking kan complex zijn. De hoofdlijnen zijn:

  • Het werkelijk rendement wordt berekend over het gehele vermogen, zonder aftrek van heffingsvrij vermogen;
  • Het uitgangspunt is werkelijk genoten inkomsten: rente, huur, dividend etc;
  • Met kosten wordt geen rekening gehouden (alleen rente van schulden);
  • Er is geen verliesverrekening mogelijk over de jaren heen;
  • Waardemutaties moeten worden meegenomen; zowel gerealiseerde als niet-gerealiseerde mutaties (bijvoorbeeld: beurswaarde aandelen en waarde mutatie onroerend goed);
  • Woningen moeten worden gewaardeerd op basis van de WOZ-waarde, aan het begin en aan het einde van het jaar;
  • Alle andere bezittingen en schulden moeten worden gewaardeerd op de Waarde Economisch Verkeer (zeg maar de verwachte opbrengst bij verkoop).

Met name voor onroerend goed is er nog wel iets opengelaten. Bijvoorbeeld:

  • Voor woningen: met welke WOZ-waarden moet je rekenen? (de waardebepaling loopt immers steeds een jaar achter);
  • Voor woningen: hoe moet je de waardeontwikkeling vaststellen bij aankoop of verkoop gedurende het jaar;
  • Voor recreatiewoningen, tweede woningen etc: hoe bereken je het rendement van eigen gebruik?

Voor enkele onderwerpen lopen er nog procedures; vanzelf wordt duidelijk hoe de Hoge Raad over deze openstaande punten oordeelt.

De regels zullen in begin 2025 in de wet worden vastgelegd; dit zal ook bepalen hoe afgelopen jaren worden afgehandeld.

     2. Wie komt in aanmerking?

A. Belastingjaren 2021 en later: iedereen
B. Belastingjaren 2019 en 2020: iedereen voor wie de aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond; kort gezegd:

  • de aanslag is opgelegd na 9 november 2021, of
  • de aanslag is eerder opgelegd maar bezwaar bij de belastingdienst of beroep bij de belastingrechter liep nog op 21 december 2021

Daarnaast moet voor deze jaren tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering worden ingediend, concreet:

  • jaar 2019: vóór 1 januari 2025
  • jaar 2020: vóór 1 januari 2026. Belastingjaren 2017 en 2018: iedereen voor wie de aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (zie hierboven) of waarvan het bezwaar meeliep in de massaal bezwaarprocedure en die tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan:
  • jaar 2017: vóór 1 januari 2023
  • jaar 2018: vóór 1 januari 2024

De drie groepen hierboven worden behandeld volgens het systeem van ambtshalve vermindering; de Belastingdienst vermindert – op verzoek – een aanslag voor zover blijkt dat die te hoog is vastgesteld. De rechten bij een verzoek om ambtshalve vermindering zijn minder sterk dan bij een formele bezwaarprocedure.

  1. Hoe moet het tegenbewijs worden aangeleverd?

De Belastingdienst werkt aan een internetformulier om het werkelijk rendement te berekenen: OWR (Opgaaf Werkelijk Rendement). Dit formulier komt in 2025 beschikbaar in de omgeving van Mijn Belastingdienst; inloggen met Digi-D. Gebruik van dit formulier is (zoals de zaken nu staan) niet verplicht, de berekening kan ook op een andere manier worden opgestuurd. Indien gewenst kunnen wij voor jou een inschatting maken van het al dan niet gebruik maken van de tegenbewijsregeling. Bij vragen hierover, neem je contact op met jouw contactpersoon of een van onze adviseurs.

Wat doet de belastingdienst in de tussentijd?
De Belastingdienst houdt het opleggen van aanslagen met box 3 vermogen zoveel mogelijk tegen; in afwachting van invoering van de nieuwe rekenregels in de wet, en in afwachting van het formulier OWR. Dat geldt voor de jaren 2022 en 2023.

Voor 2021 moeten nog flink wat aanslagen worden opgelegd. De Belastingdienst is voor de afwikkeling gebonden aan een termijn en die termijn verstrijkt bijna. Binnenkort zullen de aanslagen over 2021 naar verwachting definitief worden opgelegd.

Wat vindt Van Asselt zorgzeker?
Wij zijn van mening dat belastingplichtigen de mogelijkheid moeten krijgen om over voorgaande jaren gebruik te kunnen maken van de tegenbewijsregeling. Iedere situatie is verschillend en individueel zal moeten worden bepaald of een beroep op de tegenbewijsregeling zinvol is. Directe belastingheffing over niet-gerealiseerd rendement (waarde mutatie onroerend goed en effecten) en uitsluiten van kostenaftrek maakt de tegenbewijsregeling over het algemeen een stuk minder aantrekkelijk. Een beroep op de tegenbewijsregeling kan echter in voorkomende gevallen nog steeds een aanzienlijke besparing opleveren. Wie het niet eens is met de rekenregels kan individueel in bezwaar gaan, maar zal daarbij naar verwachting tot aan het Europese Hof moeten procederen om zijn of haar gelijk te halen.

Wij raden iedereen die een definitieve aanslag ontvangt en een beroep wil doen op de tegenbewijsregeling aan om binnen zes weken formeel bezwaar aan te tekenen. De motivatie van het bezwaar kan te zijner tijd middels het formulier OWR.  Het bezwaar biedt meer rechtsbescherming en geeft de mogelijkheid om over de uitkomst van het formulier eventueel door te procederen.

Conclusie en slot
De situatie omtrent box 3 is er door de ontwikkelingen in de afgelopen jaren helaas niet duidelijker op geworden. Het is helaas niet anders.

Wie moeten er op korte termijn in actie komen?

  • Mensen die een definitieve aanslag over 2021, 2022, 2023 ontvangen, en die een lager werkelijk rendement willen aantonen: bezwaar maken binnen zes weken na dagtekening van de aanslag;
  • Mensen die over 2019 in aanmerking komen, en die een lager werkelijk rendement willen aantonen: verzoek tot ambtshalve vermindering doen vóór 1 januari 2025.Alle anderen kunnen afwachten tot in het jaar 2025.

Geschreven door: Jan-Jaap Oskam

Meer weten over dit onderwerp?

CONTACT

Stuur ons een bericht

Heb je een vraag of wil je een afspraak maken? Laat dan een bericht achter, dan nemen wij zo snel mogelijk contact op.